Wanneer logopedie

Stem
Spraak
Taal
Gehoor
Slikken


Stemklachten

Als mensen dagelijks hun stem intensief moeten gebruiken bij spreken en zingen kan dit stemklachten tot gevolg hebben. Door intensief stemgebruik worden de stemplooien en de keel erg belast. Deze belasting kan ernstige gevolgen hebben op de stemkwalieteit en kan zich uitbreiden over het hele lichaam. Men voelt zich aan het einde van de dag soms doodop.

De klachten kunnen ook bestaan uit het gevoel hebben van een slijmpropje, kriebel in de keel, branderig gevoel in de keel, pijn in de keel of de keel kan dichtgesnoerd aanvoelen. Veelvuldig keelschrapen kan dezelfde klachten tot gevolg hebben.

Het hebben van stemklachten kan bij iedereen voorkomen. Ze zijn dan van voorbijgaande aard. Als er klachten blijven na intensief stemgebruik kan men zoveel hinder ondervinden dat de zin om spreken afneemt. Als beroepsspreker kunnen de klachten zoals hees-, schorheid of het weg vallen van de stem tot gevolg hebben dat het beroep niet uitgevoerd kan worden. De klachten onstaan door een disbalans tussen stembalasting en stemrust. De stem heeft onvoldoende tijd om te herstellen.

Keelklachten en stemklachten bij intensief stemgebruik kunnen wijzen op een verkeerd gebruik van de stem. De KNO-arts zal een eventuele organische oorzaak, zoals een poliepje of stembandknobbeltjes, uitsluiten.

Wat doet de logopedist

De logopedist verricht (stem)onderzoek, stelt de logopedische diagnose en maakt een behandelplan. In de behandeling let ze op de lichaamshouding als voorwaarde voor een goed gebruik van de stem. Er zal gewerkt worden aan de ademhaling (adembeweging en ademritme) en aan een ontspannen manier van stemgeven. De logopedist beschikt hierbij over verschillende technieken en oefeningen. Ook wordt bekeken hoe het stemgebruik van de patiënt in het dagelijks leven is, om advies op maat te kunnen geven. Stemsparende adviezen, ook wel stemhygiënische adviezen genoemd, zullen gegeven worden. Daarbij besteedt de logopedist aandacht aan arbeidsomstandigheden als akoestiek en omgevingslawaai. Als men zich de aangereikte technieken eigen maakt en de stemsparende maatregelen ter harte neemt, kunnen de keel- en stemklachten geheel verdwijnen.

Spraakproblemen

Mensen gebruiken verschillende manieren van communicatie. Bij het communicatiemiddel spraak, spreken mensen in zinnen die bestaan uit woorden, lettergrepen en letters. De letters hebben hun eigen klanken (ook wel fonemen genoemd). De woorden die wij gebruiken bestaan uit verschillende klanken achter elkaar. Vanaf het moment dat een kind wordt geboren, gebruiken ouders spraak om te communiceren. De kinderen leren de klanken van hun ouders/opvoeders,  door na te doen. Door het verkeerd uitspreken van letters of combinaties van letters krijgen woorden een andere betekenis. Het verkeerd uitspreken van woorden leidt tot problemen in de communicatie. Het kind of volwassene kan niet goed duidelijk maken wat hij/zij bedoelt en wordt niet begrepen door zijn/haar omgeving. Er zijn verschillen factoren waardoor er problemen met de spraak kunnen ontstaan.

Vertraagde spraakontwikkeling

We spreken van een vertraagde spraakontwikkeling wanneer een jong kind duidelijk achterblijft bij leeftijdsgenootjes. Het kind spreekt dan opvallend minder of soms nog niet. Hierbij kan gedacht worden aan enkele woorden of korte zinnen. Het is voor de omgeving lastig om het kind te verstaan en te begrijpen. Een vertraagde spraakontwikkeling kan samenhangen met ander stoornissen of een algehele achterstand. Het kan zijn dat er geen duidelijke oorzaak gevonden wordt voor de spraakproblemen.

Wat doet de logopedist

De logopedist doet uitgebreid onderzoek naar de spraak van het kind. De logopedist gebruikt gestandaardiseerde testen en er wordt indien nodig aanvullend onderzoek gedaan. De logopedische behandeling is indirect en/of direct. Bij indirecte therapie geeft de logopedist advies aan ouders hoe zij de spraak van hun kind het beste kunnen stimuleren. De directe logopedische behandeling richt zich op het kind zelf. De logopedist traint de aspecten waar kind problemen mee ondervindt.

Ontwikkelingsdyspraxie

Het leren praten verloopt niet altijd volgens de normale ontwikkeling. Het kan ook moeizaam verlopen. Een mogelijke oorzaak hiervan noemen we ontwikkelingsdyspraxie. Dit is een stoornis die te maken heeft met de spraakbewegingen. Het programmeren, afstemmen en controleren van de mondbewegingen die nodig zijn voor het spreken verlopen niet op de juiste manier. De klanken die het kind uitspreekt zijn soms onherkenbaar of ze komen op een andere plaats in het woord voor. Bij deze stoornis komt ook vaak voor dat er andere problemen in het mondgebied kunnen zijn zoals eten, drinken, blazen en zuigen. Kinderen met deze stoornis hebben hulp nodig van een deskundige, want het gaat om een stoornis die niet vanzelf over gaat.

Wat doet de logopedist

Allereerst zal de logopedist uitgebreid onderzoek doen naar de spraak en de mondmotoriek van het kind. Ook zal zij het eet- en drinkgedrag van het kind observeren. Het kan mogelijk zijn dat er nader onderzoek wordt gedaan door een medisch specialist. De logopedische behandeling richt zich op het leren aansturen van de spraakbewegingen. De tong, lippen, kaken en het gehemelte worden ook getraind om de bewegingen zo nauwkeurig mogelijk te maken. Tevens worden er aan de spraakklanken ook gebaren of symbolen gekoppeld. De duur van de logopedische behandeling hangt af van de ernst van het probleem.

lispelen en slissen

Lispelen of slissen wordt de /s/ of andere klanken verkeerd uitgesproken. Dit hangt vaak samen met te slappe tongspieren, weinig beheersing van de tongmotoriek en het verkeerd aanleren van de /s/. Bij ernstige gevallen heeft het lispelen of slissen invloed op de verstaanbaarheid omdat de /s/ onzuiver wordt gehoord. Als ouder kan je het lispelen opmerken. Het is te zien aan de manier van spreken. Tijdens het spreken gaat de tong te veel naar voren waardoor de tong zichtbaar naar voren komt. Dit kan ook bij andere klanken zo zijn. Lispelen en slissen gaat dikwijls samen met afwijkende mondgewoonte, zoals duim- en vingerzuigen. Dit probleem kan op alle leeftijden voorkomen.

Wat doet de logopedist

De logopedist doet uitgebreid onderzoek naar het lispelen en slissen. Daarna wordt de behandeling gestart. Het resultaat van de behandeling hangt af van de ernst van het slissen, factoren zoals leeftijd, motivatie en inzet.

Vloeienheidstoornis

Stotteren

Bij stotteren zie je vaak dat er tijdens het spreken sprake is van herhalingen of verlengingen van klanken of lettergrepen of woorden of door aarzelingen of pauzes. De verschijnselen komen langdurig of veelvuldig voor en zijn zo ernstig dat het de vloeiendheid van de spraak verstoort.

Stotteren wordt wel vergeleken met een ijsberg. Het openlijk stotteren met zijn blokkades, herhalingen en ongewilde pauzes tijdens het spreken is goed merkbaar, dus "boven water" . Daarnaast bestaat er het zogenaamde verborgen stotteren; dit deel blijft voor de buitenwereld onzichtbaar, maar kan een belangrijker plaats innemen dan het openlijk stotteren: het vermijden van moeilijke woorden, de spreekangst en de minderwaardigheidsgevoelens. Deze laatste verschijnselen blijven als het ware "onder water". (bron: www.stotteren.nl)

Op basis van het familiair voorkomen, studies met tweelingen (eeneiig dan wel twee-eiig) en studies van kinderen na adoptie, was al bekend dat stotteren voor een belangrijk deel erfelijk bepaald is. Recent zijn er ook genen aangetoond die significant (maar niet absoluut) met stotteren samengaan. Deze onderzoeken  zijn  nog in volle gang; men gaat ervan uit dat naast deze genetische factoren ook neurobiologische, gedragsmatige, emotionele en omgevingsfactoren een rol spelen.

Wat doet de logopedist?

De logopedist zal onderzoek doen of er problemen zijn op het gebied van spraakmotoriek, of er emotionele en/-of omgevingsfactoren een rol spelen bij het ontwikkelen van het stotteren. Nagegaan wordt hoe het stotteren zich heeft ontwikkeld en in welke fase het stotteren is. Als er een behandelplan wordt gemaakt zal er rekening gehouden worden met de fase waarin het stotteren zich heeft ontwikkelt. Bij kinderen worden ouders/verzorgers en vaak ook de rest van het gezin bij de behandeling betrokken. De begeleiding kan bestaan uit indirecte therapie. Dit betekent dat de omgeving van het kind adviezen krijgt en begeleidt wordt hoe te communiceren met het kind. Bij jongeren of volwassenen bij wie stotteren zich al verder heeft ontwikkeld, wordt uitgebreid onderzoek gedaan. Na het onderzoek weet de logopedist wat de hoorbare en zichtbare stottergedragingen, uitlokkende en/of in stand houdende factoren zijn. De logopedist bespreekt met de persoon hoe wordt omgegaan met het onvloeiend spreken. Het is daarnaast ook belangrijk om in kaart te brengen hoe de omgeving reageert op het stotteren. Daarna wordt samen met de cliënt een plan van aanpak opgesteld. Het gaat er dan om de vaardigheden te veranderen of te verbeteren zodat het spreken vloeiender verloopt. Dit kan zijn door bijvoorbeeld de spraakmotoriek te oefenen, maar ook door specifieke spreektechnieken te oefenen of aanpak van de beleving van het stotteren. Bij meer complexe stotterproblematiek kan doorverwijzing naar een stottertherapeut zinvol zijn.

Taalproblemen

Vertraagde taalontwikkeling

Als er sprake blijkt te zijn van een vertraagde taalontwikkeling kunnen er problemen zijn met het taalbegrip, de taalvorm, de taalinhoud en/of het taalgebruik. Bij problemen in het taalbegrip vindt het kind het moeilijk om de taal te begrijpen. Bij problemen in de taalvorm zie je vaak dat de zinnen kort  en ongestructureerd zijn en er is moeite met de woordvorming. We spreken van "kromme" zinnen. Als er sprake is van problemen in de taalinhoud kan er sprake zijn van een kleine woordenschat, het kind heeft moeite met het vertellen van een verhaal, het kind vindt het moeilijk om buiten het hier en nu te praten. Daarnaast vinden ze het moeilijk om de voorkennis van de luisteraar in te schatten. Je ziet regelmatig dat een taalontwikkelingstoornis gepaard met andere stoornissen, zoals een spraakontwikkelingsachterstand, een algehele ontwikkelingsachterstand, een informatieverwerkingsprobleem, een auditief verwerkingsprobleem of een gehoorprobleem. Ook de mogelijkheden van het kind, de psychologische factoren, sociale factoren en de aard van het taalaanbod speelt een rol bij de taalontwikkeling.

Een logopedist doet ook algehele spraak-, taal-, en gehooronderzoek om vast te stellen of er sprake is van stoornissen die de ontwikkeling van het kind bellemeren. Het onderzoek kan worden aangevraagd door ouder of vanuit school. Een kind van 0-6 jaar zit in de gevoelige periode om taal te leren. Het is daarom van belang een vertraagde taalontwikkeling zo vroeg mogelijk te behandelen. Als dit niet op tijd gebeurd kan het op latere leeftijd voor leerproblemen en/of voor sociaal emotionele problemen zorgen. Het niet goed kunnen uiten of het niet begrijpen van taal kan ervoor zorgen dat het kind angstig, boos of agressief gedrag gaat vertonen.

Wat doet de logopedist

De logopedist zal uitgebreid onderzoek doen naar de taalontwikkeling. Er wordt onderzoek gedaan met behulp van verschillende testen die kijken naar de taalproductie en het begrip van de taal. Er wordt ook uitgebreid met ouders en/of verzorgers gesproken om te achter halen wat de hulpvraag is, hoe de taalontwikkeling is verlopen en wat de ouders hebben gedaan om de taal te stimuleren. Naar aanleiding van de uitslagen van de taalonderzoeken en verzamelde informatie wordt een diagnose gesteld. In overleg met de ouders wordt een plan gemaakt om zo gericht mogelijk aan de taalontwikkeling te kunnen gaan werken. Bij indirecte therapie worden de ouders geïnformeerd en geïnstrueerd hoe de taalontwikkeling het beste kan worden gestimuleerd. Bij directe therapie werkt de logopedist met het kind. De logopedist heeft doelen opgesteld na het onderzoek zodat de taalontwikkeling en communicatie optimaal bevordert wordt. De ouders worden bij de behandeling betrokken zodat ze de taal thuis ook goed kunnen stimuleren. Er wordt daarnaast ook samen gewerkt met leerkrachten en andere behandelaars om een zo goed mogelijk effect te hebben.

 

Gehoor- en luisterfuncties

Communiceren is een combinatie van spreken en luisteren. Die twee functies horen bij elkaar, als je een gesprek voert met iemand. Je reageert op wat de ander zegt en hoe jij dat (gesproken geluid) waarneemt. Hoe je hoort beïnvloedt de reactie.

Auditieve verwerkingsproblemen

Bij auditieve verwerkingsproblemen zijn er problemen met de auditieve functies. Auditieve functies worden vaak uitgelegd als  "wat we doen met wat we horen".  Dit betekent het verwerken van geluiden, klanken en spraak.  Auditieve verwerking is een mechanisme en processen van het gehoor welke verantwoordelijk zijn voor het kunnen uitvoeren van geluid. Hierbij kan gedacht worden aan richtinghoren, auditieve discriminatie, auditieve patroonherkenning, auditief temporale waarneming, verstaan van spraak in achtergrondlawaai en verstaan van onvolledige spraak. Al de opgenoemde punten worden auditieve verwerkingsprocessen genoemd. Als er bij één of meerdere functies een probleem is wordt er gesproken van auditieve verwerkingsproblematiek. Kinderen met auditieve verwerkingsprobleem (AVP) hebben vooral moeite met allerlei vaardigheden. Een aantal voorbeelden van deze vaardigheden zijn als volgt: veel huh.. zeggen, het moeizaam begrijpen van mondelinge opdrachten, moeite hebben met het onthouden van mondelinge opdrachten, het kunnen negeren van geluiden en/of opdrachten, moeite hebben bij de leesvoorwaarden en het lerenlezen/spellen. 

Wat doet de logopedist?

De logopedist doet onderzoek naar de auditieve vaardigheden en de mogelijke invloed hiervan op taal, spraak, lezen en spellen. Dit uitgebreid onderzoek naar auditieve verwerkingsproblemen wordt vaak pas op zesjarige leeftijd afgenomen, meestal in een audiologisch centrum. Op basis van het onderzoek worden adviezen gegeven aan ouders of bijvoorbeeld leerkrachten. Vaak wordt er tijdens individuele logopedische behandelingen gerichte oefening gedaan om de auditieve functies te verbeteren.

Eet en drinkproblemen bij jonge kinderen

Als jonge kinderen de spieren die nodig zijn bij het zuigen,  afhappen van een lepel, bijten, kauwen en slikken niet onder controle hebben kan er eet- en drinkproblematiek ontstaan. Afwijkende voedingsreflexen behoren ook tot eet- en drinkproblemen. Als de problemen zo danig groot zijn dat het kind voeding gaat weigeren, en blijft weigeren. Kan er worden besloten het kind sondevoeding te geven. Bij Sonde voeding wordt de voeding door een slangetje in de maag gebracht. Dit kan door de neus of maag. Een baby of een jong kind dat moeite heeft met slikken krijgt ook een sonde. Bij kinderen waarbij het eten risico's met zich mee brengt (bijv.: een kind dat zich regelmatig verslikt) kan ook besloten worden het kind sondevoeding te geven. Het niet kunnen zuigen en slikken bij jonge kinderen kan verschillende oorzaken hebben. Bij een baby die te vroeg is geboren kan het zijn dat het te weinig kracht en uithoudingsvermogen heeft om te slikken.  Het slikmechanisme kan verstoord zijn door beschadiging aan mond of keel, of de besturing vanuit het slikken van de hersenen functioneert niet goed. Tijdens de periode van sondevoeding of het weigeren van voedsel oefent het kind zijn mond- en tongspieren weinig. Dit heeft negatieve invloed op de spraakontwikkeling omdat voor spraak dezelfde mond- en tongspieren worden gebruikt als tijdens het zuigen, slikken afhappen en kauwen.

Wat doet de logopedist?

Als eerste onderzoekt de logopedist de totale motoriek en lichaamshouding tijdens het eten en drinken. Er wordt gekeken welke reflexen aan- of afwezig zijn. Het mondgebied wordt ook uitgebreid onderzocht naar de aanwezige spierspanning en gevoeligheid. Behandeling zal zich richten op het verminderen van de gevoeligheid in en rond de mond. Als er afwijkende reflexactiviteiten zijn gevonden dan wordt er gekeken of ze gesensibiliseerd kunnen worden. Het is vooral belangrijk dat de overgang van borst en flesvoeding naar lepelvoeding en vast voedsel dermate wordt gestimuleerd zodat dat positieve gevolgen heeft op de mondbewegingen.  Dit gebeurt eventueel in samenwerking met andere zorgverleners. U moet hierbij denken aan een fysiotherapeut, diëtist enz.De logopedist adviseert ouders over de houding en de manier waarop het voedsel het beste kan worden aangeboden. Het aanpassen van een stoel, het zoeken naar een juiste beker of bestek behoren ook tot de taken van een preverbale logopedist.

Meer informatie over eet- en drinkstoornissen bij kinderen:                                                                                                                                  www.umcn.nl/patient/ (klik op "patiëntinformatie", dan "patiëntenfolders", dan "kind en ziekenhuis", dan "algemeen" en kies dan uit "eet- en voedingsteam", "sondevoeding" of "voedingsproblemen")